Haarlem, december 1572. Terwijl het leger van Alva de Hollandse opstand met harde hand de kop indrukt, runt weduwe Kenau Simonsdochter Hasselaer haar scheepswerf en wil ze niets van oorlog weten. Pas wanneer haar jongste dochter Gertruide betrokken raakt bij het verzet en in Spaansgezinde handen valt, kan ze niet langer afzijdig blijven. Kenau levert het hout om de poorten van Haarlem te versterken, maar ronselt ook vrouwen om gezamenlijk de Spanjaarden met hand en tand te bevechten. Aanvankelijk keurt Wigbold Ripperda, gezant van de Prins van Oranje, haar heroïsche acties af. De stadwallen in oorlogstijd zijn geen plaats voor een vrouw. Maar al snel ziet hij in dat hij niet anders kan dan samenwerken met Kenau en de moedige vrouwen die ze om zich heen verzameld heeft. Alleen Kathelijne, de overgebleven dochter van Kenau, mag niet deelnemen aan het verzet. Vertrouwt Kenau haar niet of heeft ze een andere reden om haar buiten schot te houden?
